![]() |
|
Afhankelijk van het model of opties zijn enkele functies mogelijk niet beschikbaar. Dit betekent dat de functies niet worden ondersteund. |
Vanuit een groot aantal Linux-toepassingen kunt u afdrukken met Common UNIX Printing System (CUPS). U kunt vanuit al deze toepassingen met uw printer afdrukken.
Open een toepassing en selecteer
in het menu .Selecteer rechtstreeks
via lpr.Selecteer uw model uit de lijst met printers in het venster LPR GUI en klik op
.Wijzig de eigenschappen van de afdruktaak met behulp van de volgende vier tabbladen die bovenaan in het venster worden weergegeven.
: Wijzigt het papierformaat, papiertype en de afdrukstand van de documenten. Hiermee kunt u de functie dubbelzijdig afdrukken inschakelen, start- en eindvaandels toevoegen en het aantal pagina’s per vel wijzigen.
![]() |
|
Automatisch/handmatig dubbelzijdig afdrukken kan mogelijk niet beschikbaar zijn, afhankelijk van het model. Als alternatief kunt u het lpr-afdruksysteem of andere programma's gebruiken voor het afdrukken van even en oneven pagina's. |
: Stelt de paginamarges en tekstopties, zoals regelafstand en kolommen in.
: Op dit tabblad kunt u afbeeldingsopties instellen voor het afdrukken van afbeeldingsbestanden, zoals kleuropties en grootte of positie van de afbeelding.
Klik op
om de wijzigingen toe te passen en sluit het venster .Klik op
in het venster om met afdrukken te beginnen.Het venster Printing verschijnt. Hierin kunt u de status van de afdruktaak controleren.
Klik op
als u de huidige afdruktaak wilt annuleren.U kunt een groot aantal bestandstypen afdrukken op dit apparaat door de standaard-CUPS-methode direct vanaf de opdrachtregel toe te passen. Met het CUPS-lpr-hulpgramma kunt u dat doen, maar het programma uit het besturingsbestand vervang het standaard lpr-hulpprogramma door een veel gebruiksvriendelijker LPR GUI-programma.
Zo drukt u elk bestand af:
Typ lpr <bestandsnaam> op de commandoregel van de Linux-shell en druk op Enter. Het venster
wordt geopend.Wanneer u enkel lpr typt en op
drukt, verschijnt eerst het venster . Selecteer de bestanden die u wilt afdrukken en klik op .In het venster
selecteert u uw apparaat uit de lijst en wijzigt u de eigenschappen van de afdruktaak.Klik op
om met afdrukken te beginnen.In
dat u kunt openen in het venster kunt u de verschillende eigenschappen van uw printer wijzigen.Open
.Schakel indien nodig over naar
.Selecteer uw apparaat in de lijst met beschikbare printers en klik op
.Het venster
wordt geopend.Dit venster bestaat uit de volgende vijf tabbladen:
: locatie en naam van de printer wijzigen. De naam die u op dit tabblad invoert, wordt weergegeven in de printerlijst in .
: een andere poort bekijken of selecteren. Als u de poort van het apparaat van USB wijzigt in parallel of omgekeerd terwijl de printer in gebruik is, moet u de poort van het apparaat op dit tabblad opnieuw configureren.
: Hiermee kunt u een ander printerstuurprogramma bekijken of selecteren. Klik op als u de standaardopties van het apparaat wilt instellen.
: de lijst met afdruktaken weergeven. Klik op om de geselecteerde taak te annuleren. Schakel het selectievakje in om een lijst met vorige afdruktaken weer te geven.
: Hier ziet u de klasse waartoe uw apparaat behoort. Klik op om uw apparaat toe te voegen aan een bepaalde klasse of klik op als u het apparaat wilt verwijderen uit een geselecteerde klasse.
Klik op
om de wijzigingen toe te passen en sluit het venster .